Met de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) hebben gemeenten de opdracht gekregen om mensen met een beperking ondersteuning te bieden. Voorbeelden zijn mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking, zoals (licht) gehandicapten en ouderen. Die ondersteuning is erop gericht mensen mee te laten doen in de maatschappij en in staat te stellen thuis te blijven wonen. Daarnaast kan de gemeente uit de Wmo beschermd wonen en opvang bieden aan mensen die geen mogelijkheden hebben of niet in staat zijn om thuis te wonen.
De Wmo is gebaseerd op het principe van maatwerk en een individuele aanpak. De gemeenten gaan samen met de cliënt in gesprek over zijn ondersteuningsvraag. Het is vervolgens aan de gemeente om passende ondersteuning te verlenen en te bepalen hoe zij deze ondersteuning organiseert. Naast individuele maatwerkvoorzieningen hebben gemeenten de opdracht algemene voorzieningen in te richten waar mensen met een ondersteuningsvraag terecht kunnen. Deze voorzieningen hebben als doel dat alle mensen, ongeacht hun beperkingen, kunnen meedoen in de samenleving: het uitgangspunt van de inclusieve samenleving.
Gemeenten ondersteunen vanuit de Wmo mensen die moeilijk kunnen participeren in de samenleving, niet zelfredzaam zijn of behoefte hebben aan een beschermde woonomgeving of opvang.
Het gaat dan bijvoorbeeld om: •begeleiding en dagbesteding; •hulp in het huishouden; •ondersteuning van de mantelzorger; •vrijwilligers; •een plaats in een beschermde woonomgeving voor mensen met een langdurige psychische stoornis; •opvang van mannen, vrouwen en kinderen bij huiselijk geweld; •maatschappelijke opvang, bijvoorbeeld voor mensen die dakloos zijn; •een financiële tegemoetkoming voor mensen met aannemelijke meerkosten vanwege hun chronische ziekte of aandoening.
Bij de ondersteuning uit de Wmo maken de gemeenten onderscheid tussen algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Een algemene voorziening is er voor alle burgers. Voorbeelden zijn een koffieochtend in het buurthuis, de boodschappenbus of de maaltijdservice. Of vervoer voor alle burgers van 75 jaar en ouder. Een maatwerkvoorziening is afgestemd op één persoon. Dat kan bijvoorbeeld hulp bij het schoonhouden en op orde houden van het huishouden zijn, begeleiding bij de administratie, of een arrangement met meerdere vormen van ondersteuning.
Mensen die ondersteuning nodig hebben bij zelfstandig thuis blijven wonen en participatie in de maatschappij, kunnen zich melden bij de gemeente. Het kan ook zijn dat de huisarts of een andere zorgverlener ze doorverwijst naar de gemeente of het sociaal wijkteam. Veel gemeenten hebben dergelijke wijkteams opgezet, als toegangspunt in de wijk en voor lichte vormen van ondersteuning.Na een melding volgt een gesprek met degene die ondersteuning vraagt: de gemeente doet onderzoek naar wat de cliënt zelf nog kan, met het eigen netwerk of een algemene voorziening. Verder wordt er gevraagd naar andere zaken die mee kunnen spelen, zoals schulden, eenzaamheid en verwardheid. Vervolgens geeft de gemeente een advies, dat zij vastlegt in een verslag. Hierbij kan de conclusie zijn dat de cliënt de ondersteuning zelf kan regelen met zijn sociale netwerk, de ondersteuning kan organiseren met een algemene voorziening of dat een maatwerkvoorziening het meest passend is. Als er een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt gedaan, volgt een besluit van de gemeente over toekenning dan wel afwijzing van deze ondersteuning.
Die maatwerkvoorziening kan op twee manieren gegeven worden: in natura, waarbij de ondersteuning beschikbaar wordt gesteld door de gemeente zelf, en de gemeente de ondersteuning geeft. Of, als de cliënt dat wenst, via een persoonsgebonden budget (pgb), waarbij de burgers zélf hun ondersteuning inkopen. Voor de maatwerkvoorziening kan een eigen bijdrage voor de cliënt worden gevraagd.
Mensen met een ondersteuningsvraag en hun mantelzorgers, de gemeenten en de aanbieders zijn de eerst betrokken partijen bij de Wmo. Zij bepalen dan ook in belangrijke mate de kwaliteit van de Wmo-ondersteuning. Er is een basis kwaliteitsnorm in de wet; over de rest worden afspraken gemaakt tussen gemeenten, aanbieders en cliënten. Mensen met een ondersteuningsvraag kunnen bezwaar maken tegen het besluit dat de gemeente neemt. Ze kunnen ook klachten en misstanden over de aanbieder en de gemeenten aangeven. En ze kunnen overstappen naar een andere aanbieder. Verder krijgen burgers nog gratis onafhankelijke cliëntondersteuning voor hulp en advies. De gemeenteraad ten slotte, ziet er weer op toe dat het college van burgemeester en wethouders zijn Wmo-taken goed uitvoert.
De Wmo wordt op een eenvoudige manier gefinancierd. Gemeenten krijgen geld van het Rijk via het Gemeentefonds. Gemeenten zijn vrij om de middelen te besteden bij de uitvoering van de wet. Het college van burgemeester en wethouders legt over de besteding verantwoording af aan de gemeenteraad. De in natura-ondersteuning betaalt de gemeente direct aan de aanbieder die de ondersteuning gegeven heeft. Voor de ondersteuning die burgers zelf regelen met een persoonsgebonden budget maakt de gemeente geld over naar de Sociale Verzekeringsbank. Daar kunnen cliënten met een pgb de rekeningen die ze voor hun ondersteuning hebben gekregen naartoe sturen en laten betalen; het zogenoemde trekkingsrecht. Ten slotte kunnen cliënten voor maatwerkvoorzieningen een eigen bijdrage betalen, die afhankelijk kan zijn van inkomen of vermogen, tot maximaal de kostprijs.
Informatie Zorg Voor Elkaar Breda over voorzieningen in Ulvenhout